Ongetraind 180 km fietsen: gek of te gek?

Soms hebben we als mensen grandioze ideeën. We willen een eigen boek schrijven, CEO worden van een groot bedrijf, jagen op tornado’s. Of van Maastricht fietsen naar je ouderlijk dorpje, 180 kilometer verderop. Begin juni had ik even twee weken tussen co-schappen voor mezelf (volgens de universiteit geen vakantie, maar laten we eerlijk zijn, zelfstudie was wel mijn laagste prioriteit). Vanwege een paar doordeweekse afspraken en een weekend-ov zat ik een beetje te bedenken hoe ik terug naar huis zou komen. “Ik kan ook fietsen”, dacht ik spontaan. En tja, toen die gedachte eenmaal mijn hersenpan had doorkruist, kon ik het niet meer los laten. Ik keek naar mijn wielrenfiets, die ik een jaar geleden had gekocht en na de zomer niet meer had aangeraakt. Eigenlijk had ik de afgelopen maanden, behalve af en toe wandelen, helemaal niet meer gesport. Maar toch, de gedachte bleef door mijn hoofd stromen. Ik wist het zeker: ik ging terug fietsen. 

De eerste vraag die ik had was in de trant van “is dit wel gezond voor mijn lichaam?”, waarop mijn antwoord meteen was “nee, lijkt me niet”. Toch wist ik dat fietsen van zichzelf een niet zo’n belastende sport is, zoals hardlopen dat is. Zonder regelmatige harde klappen op mijn gewrichten, hoefde ik alleen maar op dingen als uitdroging en uitputting te letten. Niet dat dat geen belangrijke zorgen zijn, maar ik voelde dat ik die beter onder controle kon houden. Ik rekende uit dat ik met 20 km/u zo’n 9 uur zou fietsen over de afstand. Om mijn uitputting in check te houden, zou ik ieder uur afsluiten door een half uur te pauzeren. 13.5 uur onderweg dus. Ik pakte mijn rugtas vol met extra water en eten en nam een extra binnenband mee in geval van een lekke band. Met mijn FitBit kon ik een beetje mijn hartslag in de gaten houden om te zorgen dat ik niet per ongeluk over mijn grenzen zou gaan. 

Ik koos een dag uit waarop het lekker bewolkt zou zijn en was van plan om rond zonsopgang al te vertrekken om optimaal te profiteren van de koele ochtenduurtjes. Vol goede moed deed ik mijn deur op slot en begon de eerste metertjes te maken door het Maastrichtse landschap. Ik had een lijst met fiets knooppunten uitgeprint die ik kon volgen tijdens mijn rit, zodat ik niet steeds op mijn navigatie hoefde te kijken. Heerlijk waren die eerste paar uurtjes, terwijl ik het bekende landschap achter me liet en volop in het heuvelland terecht kwam. De paar steile heuvels die ik tegenkwam had ik tactisch maar gelopen, want ik wilde niet al in de eerste paar kilometers kapot zijn. Ik besloot zelfs om pas na anderhalf uur fietsen om een beetje het tempo op te voeren, zodat ik perfect was opgewarmd. Tijdens het fietsen had ik een theorie bedacht hoe de dag zou gaan: De eerste drie uur zou ik het geweldig vinden, de tweede drie uur zou ik mentaal kapot zijn en willen stoppen, en de laatste drie uur zou ik enthousiast zijn om bijna klaar te zijn terwijl ik fysiek kapot zou zijn. Als een echte orakel, bleek die voorspelling redelijk juist uit te komen. 

In Limburg volgde ik vooral de koers van de Maas, terwijl ik zo af en toe de A2 passeerde. Het was een heerlijk mooie route en ik heb een voorliefde voor Waterschap Limburg ontwikkeld, vanwege al de fijne waterfonteintjes die ze, wellicht speciaal voor mij, op mijn route hadden geplaatst. Rond het derde uur van fietsen begon ik rugpijn te krijgen, logisch, want ik droeg constant een tas vol spullen mee terwijl ik in een al onhandige fiets positie zat. Tja, dat was even doorbijten, maar in vergelijking met wat er nog ging komen was dit een makkie om te overbruggen. Want weet je nog dat ik zei dat ik een bewolkte dag had uitgekozen? Het weerbericht loog tegen me. Ik was op 17 juni gegaan, wat uiteindelijk de warmste dag ooit gemeten was voor die dag. Geen wolkje aan de lucht, met een piek temperatuur van 34°C. 

Toen ik Limburg verliet voor mijn geliefde Brabant, begon ik de temperatuur pas echt te voelen. Ik heb geleerd dat Brabant een categorische, ongegronde haat heeft voor fatsoenlijke beschutting op hun fietspaden. Zo fietste ik, in de vlammende zon, tientallen kilometers door compleet open weilanden. Het voelde alsof de Zonnegod mij had gezien en wel leuk vond, en mij graag bij hem wilde hebben in zijn brandende omhelzing. Dit was een probleem waar ik nog niet over na had gedacht. Naast uitdroging en uitputting moest ik me nu ook nog zorgen maken over oververhitting. Tuurlijk, ik kon vaker pauzes nemen, maar zelfs onder de bomen werd het nu toch ongemakkelijk warm, ook wanneer ik stil stond. Ik moest om de zoveel tijd bij mensen aanbellen om te smeken om water. Gelukkig heeft de vredelievendheid van de mens zich weer bewezen, wanneer een half-dode obese fietser net als Spongebob begint te roepen om “WATER”. Het eerste moment waar ik me echt zorgen om mezelf begon te maken was toen ik langs een knooppunt kwam die ik niet op mijn lijstje had staan. Uiteindelijk kwam ik er achter dat het waarschijnlijk verkeerd geprint was en de “42” eigenlijk een “92” moest zijn. Op het moment voelde ik me alsof ik 15 bier achter de rug had na een avondje stappen en ik WhatsApp berichten van vrienden aan het ontcijferen was op het toilet. Ik snapte er gewoon niets meer van, en mijn gedachten konden het niet meer volgen. Allemaal gevolgen van die enorme hitte en dehydratie, wist ik toen ik een tijd later weer een pauze nam en weer helder werd. 

Op dat moment wist ik dat ik voorzichtig moest zijn en ik het laatste deel met de trein moest doen als het echt niet meer kon. Dat zou natuurlijk jammer zijn, maar mijn gezondheid was toch ietsjes belangrijker. Terwijl ik nu de 7 uur had bereikt, fietste ik in de buurt van Eindhoven. Ik kreeg een extra mentale boost, want ik kwam plotseling op bekend terrein. Vorig jaar, toen ik mijn wielrenfiets voor het eerst had gekocht, deed ik co-schappen in het Catharina Ziekenhuis en woonde ook in Eindhoven. Plotseling kwam ik in mijn 180 kilometer lange rit op een deel van de route die ik destijds vele maal had afgelegd. Vol goede moed ging ik nog een stuk verder, maar al snel begon de realiteit in te zinken dat ik de laatste 30 kilometer echt niet meer ging redden. Bij elke diepe ademhaling moest ik ontzettend veel hoesten: ik had gewoon een longcapaciteit meer. Elke paar kilometer moest ik nu pauzeren. Ik wist dat op 10 kilometer afstand, in Schijndel, een vriend woonde waar ik zou kunnen rusten en mijn vader me zou kunnen ophalen. In mijn hoofd werd dat mijn nieuwe eindpunt, en 10 kilometer leek me ook niet zo veel. Tijdens mijn rit waren er trouwens een aantal grote wegen afgesloten, waardoor ik lange stukken moest omfietsen. In een deel was de enige viaduct onder een snelweg dicht, waardoor ik 5 kilometer heen en terug naar de volgende overgang moest gaan. Uiteindelijk ben ik er daarom ook vrij zeker van dat ik die 180 kilometer die ik eerst wilde doen, ook wel heb gehaald. Maar ik loop te hard van stapel, ik ben er nog niet. Nog 10 kilometer te gaan, en het was de moeilijkste etappe tot nu toe. Ik hield evenveel pauzes als kilometers; het voelde nog niet alsof ik zo van mijn fiets kon vallen, maar dat ging wel gebeuren als ik mezelf te veel zou pushen. Uiteindelijk was ik daar: het eindpunt. Het voelde alsof ik dagen onderweg was geweest. Om 06.15 was ik vertrokken, en om 19.30 eindigde ik. Kapot. Verslagen. Enthousiast. Krachtig. 

Nu, kan ik je aanraden om hetzelfde te doen als ik? Hmm, misschien. Ik zou zeker aanraden om niet zo gek als ik te zijn en met intense hitte op pad te gaan. Maar mensen zijn de duursporters van het dierenrijk, gemaakt om extreem lange afstanden af te leggen. Andere dieren zijn misschien sneller, sterker of dodelijker, maar met een voorsprong kunnen ze de mens niet bijhouden. Zo lang je op jezelf blijft letten en je niet over je grenzen gaat, zul je verbaasd zijn door hoeveel het lichaam eigenlijk wel aan kan. 

Bedankt voor het lezen. 

Misschien ook interessant!