Hoe overleef je je eerste jaar

Al een aantal weken zijn ze bezig, onze eerstejaars. Het ritme van maandag- en donderdagochtend college en ‘s middags onderwijsgroep begint al te wennen. jasperToch beginnen er steeds meer opdrachten, workshops en deadlines van andere domeinen aan te komen. In verleden jaren hebben we tips en tricks gegeven om al deze problemen te overleven. Omdat we jullie niets willen laten missen, ga ik elk onderwerp even langs. Sommige tips zul je pas over een paar maanden nodig hebben, dus kijk hier vooral nog een keertje op terug!

 

Collegezalen

Op studentportal staat altijd mooi dat je college in “de blauwe zaal” is. Fijn, maar waar moet ik dan heen? Bij de facultaire introductie zul je hopelijk al een beetje je weg kunnen vinden op de uni en na een paar weken weet je de grote zalen zoals de Blauwe zaal en de Maastrichtzaal wel te liggen, maar vaak kom je ook in een van de kleinere ruimtes te zitten.

  1. UNS40. Het hoofdgebouw met de mensa en de studievereningen. Hier zul je vooral in de Maastrichtzaal zitten, de grootste zaal van de faculteit. De zaal bevind zich zoals de meeste zalen op niveau 0, midden in de open ruimte zit; niet te missen. Je kunt hier ook onderwijsgroepen, CoRe meetings, mentorbesprekingen en reanimatieles krijgen. Die zijn dan in de kamers in gebied A of C, aan de oostkant en westkant van het gebouw, respectievelijk. Er zijn ook wat kleinere zalen in UNS40, genoemd naar plaatsen of gebieden zoals de Heerlenzaal. Deze zalen zijn wat onduidelijk aangegeven en sommigen bevinden zich ook op niveau -1, dus let goed op de bordjes!
  2. UNS50. Belangrijkste bezienswaardigheid hier is natuurlijk de Universiteits Bibliotheek. Ook is hier de Blauwe zaal, waar naast de Maastrichtzaal ook veel colleges gegeven zullen  worden. De ingang ligt bij de trappen die voor de UB gelegen zijn. De rest van de zalen hier zijn vernoemd naar kleuren en hebben ook, heel enig, deze kleur stoelen. Er zijn hier ook computerlokalen, wanneer je vanaf UNS50 naar het ziekenhuis loopt, kom je hier langs. Dan kom je ook meteen langs een serie trappen. Ga je hier een aantal verdiepingen naar boven dan kom je bij de sectie anatomie, waar je snijzaal en practica anatomie krijgt.
  3. UNS5. Hier is het Skillslab en ligt in het verlengde van UNS50 en UNS40. Je SPC’s worden hier ook gegeven.
  4. UNS60. Hier worden net zoals in UNS40 bijeenkomsten in kleinere kamers gehouden, die niet moeilijk te vinden zijn. Wanneer je UNS50 uitloopt weg van UNS40 loop je richting het gebouw. Het opleidingsecretariaat – waar je vaak opdrachten inlevert – en de studieadviseurs zijn hier te vinden.
  5. UNS30. Misschien wel de belangrijkste van de UNS’en, om duidelijke rede: koffie.
  6. MECC. Je gaat hier je voortgangstoetsen maken. Als je bij de INKOM bent geweest, zal het je bekend voorkomen. De toetsen worden namelijk in dezelfde zalen gegeven als de grote MECC feesten tijdens de introductieweek.

 

Onderwijsgroepen

De OWG’s, “the bread and butter” van de bachelor. Iedereen heeft zijn eigen stijl van voorbereiden om OWG’s, dus daar zal ik niet te veel op in gaan. Wel zijn er een aantal dingen waarvan ik denk dat ze voor iedereen wel nuttig zijn.

 

 

  • Gebruik goede bronnen. Uiteraard geen Wikipedia. Maar niet omdat daar onjuiste informatie op staat, maar juist omdat medische artikelen daar te ingewikkeld zijn. Er worden zo veel vaktermen gebruikt, dat je meer tijd kwijt bent aan termen opzoeken dan aan de stof zelf. Research papers (vanuit pubmed.com) zijn op zich goede bronnen, maar kunnen ook erg taai zijn om doorheen te lezen. Beter zijn de leerboeken uit de bibliotheek, die de informatie veel behapbaarder presenteren. Ik liet mezelf in het eerste jaar ook vaak verleiden om willekeurige internet websites te gebruiken, maar keer op keer kwam ik er in de nabespreking achter dat ik helemaal geen diepgang had gevonden. Er bestaan wel degelijk kwaliteit websites en door de maanden heen leer je die wel herkennen. Een goede marker voor kwaliteit is of de bron gebruik maakt van Latijnse benamingen.
  • Begrijp je uitwerkingen. Misschien heb je het wel al meegemaakt: iemand krijgt de beurt van de gespreksleider en begint suf lappen tekst direct uit zijn laptop voor te lezen. Super oninteressant en ook moeilijk te volgen voor de rest. Een goede indicator dat je iets begrijpt, is dat je het aan anderen uit kunt leggen. Je hoeft zeker niet meteen elk detail te weten, maar met een aantal steekwoorden moet je genoeg kunnen hebben. Als je de meeste dingen al van tevoren hebt begrepen, heb je minder tijd nodig om te studeren.
  • Stel kritische vragen. Het stellen van vragen heeft verschillende positieve gevolgen. Ten eerste zorgt het dat je blijft op letten. Je leert het meeste van de stof doordat je het met anderen over hebt, maar als je op Whatsapp bezig bent, ga je niets mee krijgen. Daarnaast geeft het meer diepgang voor de hele groep. En, niet onbelangrijk, zorgt het voor die extra Epass-points van je tutor.

 

 

Pscribe

Pscribe, de epidemiologie opdracht die jullie binnenkort voor het eerst zullen maken. Je krijgt een casus over een patiënt en moet uiteindelijk een medicijn voorschrijven. Alles gaat in aparte stappen en vaak worden er nog extra vragen gesteld. Voor elke vraag en stap krijg je een O, V of G en die bepalen samen je eindscore.

 

    1. Sla je werk op. Ik heb er gelukkig zelf geen last van gehad, maar bij sommige mensen wil de website waar de opdracht op gemaakt wordt weleens crashen. En dan ben je al je voortgang kwijt. Sla daarom tijdens het schrijven meerdere malen je werk op, of gebruik Word.
    2. Wees niet te bang om iets te kiezen. Vaak is het lastig om een medicijn uit te kiezen: ze lijken allemaal op elkaar! En dat is ook precies het ding, bijna alle medicijnen uit een dezelfde groep zijn correct. Zolang je wel enkele voor- en nadelen van de medicijnen bespreekt. 
    3. Werk samen. Ik bedoel niet dat je plagiaat moet plegen. Het ding is dat vragen nogal specifiek kunnen zijn, wat het moeilijk maakt om het goede antwoord te vinden. Twee hoofden zijn beter dan een, dus samen heb je meer kans om de juiste bron te vinden. Daarnaast is het altijd fijn om verzekering te krijgen dat je de juiste antwoorden hebt gegeven op een vraag.
    4. Schrijf uitgebreid. Ik heb meerdere malen op een vraag een onvoldoende gekregen, omdat ik een bepaalde term niet had genoemd. Het is dus verstandig om alle relevante informatie op te schrijven, omdat je nooit weet wat de correctoren precies willen weten van je.

 

 

 

CoRe

We mogen eindelijke dokteren! Of ja, nepdokteren. Op neppatiënten. Terwijl je gefilmd wordt. En je moet dat filmpje terugkijken. Maar ja, het is wel dokteren. De eerste trede in een lange ladder die je zal leiden naar de coschappen.

 

 

  • Kom voorbereid. Voor elk Simulatie Patient Contact krijg je van tevoren een casus. De patiënt komt met een pijnlijke elleboog, heeft hoofdpijn of heeft bloederige ontlasting. Denk breed over wat het allemaal zou kunnen zijn en doe daar al een wat research over. NHG-Standaarden zijn hier fijn voor, omdat ze overzichtelijk de mogelijke vragen die je kan stellen al vrijgeven. Op het begin gaat het niet om je kennis, maar om je gespreksvoering, dus ga zeker niet te diep. Bedenk brede, open vragen die je zou kunnen stellen zoals “Waar komt U voor”, “Wat denkt U zelf dat het is” of “Welke dingen verergeren of verminderen de klachten?”. Op die manier heb je al een lijstje in je hoofd (of je neemt een blaadje mee naar het consult), waardoor je minder vaak timeouts hoeft aan te vragen en waardoor je meer overzicht creëert in je gesprek.
  • Wees chill. Het is een oefenmoment. Je hoeft niet meteen het gesprek perfect te doen, niemand doet dat. Consulten voeren is een skill die je alleen met ervaring aan kan leren. Probeer dat in je achterhoofd te houden, terwijl je het gesprek voert. Doe alsof het je opa is die voor je zit. Als je zelf rustig bent, breng je dat ook over op de patiënt. En als je chaotische in je hoofd bent, dan gaat het ook moeilijker worden om een gesprek te voeren. Dus chill.
  • Geef nuttige feedback. Niemand heeft er wat aan als je zegt “mooie introductie” of “super gezegd” of “goede vraag”. Schrijf dingen op waar iemand echt iets aan heeft. Leg uit waarom je iets goed of slecht vindt en geef tips of ideeën hoe de persoon het anders zou kunnen doen. Ik heb zelf liever 2 uitgebreide feedback punten waar ik echt iets aan heb, dan 10 keer “mooizo”.

 

 

Bloktoetsen

En dan komen we bij de bloktoetsen. De grote kennistester binnen de opleiding. Alles wat je in je blok van 8 of 4 weken hebt geleerd, wordt in 90 minuten (en een plaspauze, niet onbelangrijk) aan je voorgelegd. Hier volgen een aantal tips voor het voorbereiden en het maken van deze befaamde tentamens.

 

    1. Ik zal maar beginnen met het belangrijkste: Maak oefententamens! Niet alleen kun je dan testen of je al wat hebt opgestoken van die honderd colleges waar je de helft van de tijd aan het webwinkelen was, maar belangrijker is dat veel van de vragen van vorige jaren terugkomen. Het verschilt natuurlijk per jaar en blok hoeveel dat is (de uni wil soms nog wel de hele inhoud van de tentamens op hun kop draaien), maar het is wel een handige kapstok.
    2. Gebruik samenvattingen. Tenzij je iemand bent die het hele jaar evenveel werk steekt in zijn casussen als ze in de eerste casus van het jaar steekt, zullen je uitwerkingen van je OWG’s niet altijd even compleet zijn. Zeker als je een tutor hebt die niet goed aangeeft hoe diep je de stof moet kennen. Samenvattingen kunnen dan een handige extra zijn op je eigen werk.
    3. Gok verstandig. Tijdens de toets zullen er geheid vragen langskomen waar je gewoon geen idee hebt wat het zou kunnen zijn. Het gros van de 1e jaars tentamenvragen zijn meerkeuzevragen. Kijk dan tussen de gegeven antwoorden of er iets is wat je herkent dat bijvoorbeeld ooit kort in een college langs is geweest. De kans is groter dat dat het antwoord is, dan iets waar je nog nooit van hebt gehoord en dus niet behandeld is. Als je echt 0 idee hebt, kies dan voor het langste of meest uitgebreide antwoord. Vragenmakers steken namelijk over het algemeen minder tijd in het verzinnen van foute antwoorden.

 

 

 

Voortgangstoetsen

Ik zei over de bloktoetsen dat die de grote kennistester waren van de opleiding. Ik had beter belangrijkste kennistester kunnen zeggen, want de voortgangstoets is by far de grootste. In totaal ga je er 24 maken; 4 per jaar. Elke toets heeft 200 vragen en je hebt er 4 uur voor. Elke toets gaat de norm wat omhoog en moet je dus meer vragen goed hebben. In mijn jaar was de norm van de eerste toets 0.72%. Nu, in het 12e meetmoment, was dit 25.78%.

 

 

  • Bereid de juiste stof voor. Succes aan iedereen die alle stof die ze tot dan hebben gehad gaan herhalen voor de voortgangstoets. Dat is veel te veel en in de meeste gevallen niet nodig. De VGT is ook eigenlijk zo bedoeld dat je er niet voor zou moeten leren. Maar een aantal dingen komen vaker terug op de VGT, die altijd wel handig zijn om van tevoren nog door te nemen. Voorbeelden hiervan: De menstruatiecyclus, psychiatrische stoornissen, ethiek/recht en bloedgassen. Er zijn verschillende cursussen en quizen die je op Facebook die ook vragen die vaker terugkomen behandelen.
  • Gok verstandig. De VGT heeft een gokcorrectie, die gemaakt is zodat je, in principe, 0% zou halen als je alle vragen gokt. Je hebt ook de optie om een vraagteken in te vullen, zodat je geen minpunten kan krijgen. Statistisch gezien is het altijd slim om te gokken. Als je een van de antwoorden kan wegstrepen of je herkent een van de antwoorden is het lucratief om te gokken. De kans dat je op 200 vragen daar verlies op gaat draaien is extreem laag. Het lijkt misschien angstaanjagend om vragen in te vullen die je niet weet en ik raad ook niet aan om op je eerste VGT al alle vragen in te vullen. Weet alleen dat wanneer je maar 20 vragen invult, je maximaal 10% kan halen. En dat is als je alles goed hebt.
  • Wees voorbereid op de lange zit. De VGT duurt 4 uur, al kun je nu anderhalf uur al weggaan met je boekje. Neem dus voldoende drinken en eten mee. Neem ook lekker je tijd, je komt toch niet aan de 4 uur. Ik vul meestal alle vragen in en ook ik ben na 3 uur wel klaar. Ga af en toe naar het toilet of kijk rond door de zaal, zodat je even niet hoeft te denken aan al die vragen. Dan ben je weer helemaal helder om wat vragen te beantwoorden. Ik merkte in mijn eerste jaar dat ik op de laatste 50 vragen niet goed kon concentreren, omdat ik alles had gelezen en mijn brein al die onbekende woorden niet meer kan filteren. Terwijl daar tussen heus wel vragen tussen zaten die ik had kunnen weten.